Insteken op leervaardigheden in 1V

In 2035 moet het onderwijs in Nederland inclusief zijn. De ambitie is mooi, de praktijk is uitdagend. Hoe gaan we dat doen? In de regio Noord- en Midden- Drenthe gaat sinds jaar en dag ongeveer 4% van de leerlingen naar gespecialiseerd onderwijs. Ondanks vele inspanningen blijft het deelnamepercentage onveranderd. Tegelijkertijd zijn er talloze voorbeelden van leuke initiatieven, bijzondere projecten en ontroerende verhalen waarin we vormgeven aan de inclusiegedachte. Deze verhalen gaan we zichtbaar maken. De dingen die lukken, klein en groot. Verhalen waar je blij van wordt.
Vlak voor de bel gaat, rent een jongen vrolijk de trap af, de zonnige aula in. “Astrid, ik heb een negen voor Engels”, roept hij uit. Een vrouw, vermoedelijk Astrid, en de jongen geven elkaar een high five. Zou dit een leerling zijn uit 1V?
In klas 1V op het Gomarus College, onderbouwlocatie voor VMBO, HAVO en VWO in Assen, draait een pilot in het kader van het project hoogbegaafdheid. Tijdens de screening van de aanmeldingen voor het eerste leerjaar viel het relatief hoge aantal hoogbegaafde kinderen en kinderen met dubbele diagnoses op. Op basis van de aantallen en de bijzondere leerlingenprofielen besloot de school om geen brede brugklas in te richten, maar een kleine VWO-klas. Om tegemoet te kunnen komen aan de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen was meer nodig. De school deed een aanvraag bij het samenwerkingsverband voor een pilot om het onderwijs-en ondersteuningsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen te ontwikkelen.
Met eigen schoolmiddelen en een financiële bijdrage van het samenwerkingsverband werd het mogelijk om extra te investeren in de groep. Loopbaanoriëntatie en begeleiding wordt wekelijks gegeven, in plaats van één keer per twee weken. In de startweken in dubbele bezetting, zodat de beide mentoren een goede band met de klas konden opbouwen. Er is ondersteuning bij praktijkvakken als muziek en Onderzoeken & ontwerpen en er zijn extra taakuren voor de collega’s die in de werkgroep hoogbegaafdheid zitten. Voor enkele leerlingen wordt versterkt mentoraat ingezet. Dat zijn de leerlingen die meestal een pittige geschiedenis op de basisschool hebben meegemaakt en waarbij hulpverlening betrokken is. Specialist hoogbegaafdheid van het samenwerkingsverband, Hilde Gerrits, denkt mee en is op afroep beschikbaar voor vragen van docenten.
Drie collega’s vertellen over de aanpak. Mark Janssen is docent geschiedenis en Onderzoeken & ontwerpen. Hij is klassenmentor en persoonlijk mentor van een groot deel van de leerlingen uit de klas. Cornelieke Kanis is docent biologie en lid van de werkgroep hoogbegaafdheid op school. En tenslotte Judith Weststrate, ondersteuningscoördinator en lid van de projectgroep hoogbegaafdheid in het samenwerkingsverband. Daarnaast is Judith persoonlijk mentor van enkele leerlingen uit de klas en samen met Mark geeft ze de lessen loopbaanoriëntatie en begeleiding.
“De eerste periode hebben we de leerlingen vooral goed leren kennen”, vertelt Cornelieke. Mark bevestigt dat er veel tijd is gestoken in het aangaan van de relatie met de kinderen. Zo hebben de teamleden de leerlingen goed in beeld gekregen. “Toen we beter wisten wat de leerlingen nodig hebben, zijn we steeds meer dingen gaan uitproberen”, gaat Cornelieke verder. “Bijvoorbeeld compacten, versnellen en het aanbieden van keuzemogelijkheden. Nu komt het er op aan om weer te kijken hoe we dingen handig kunnen bundelen bij het plannen van de lessen. De hulpvragen van de leerlingen zijn heel verschillend. En ze worden ook iedere dag volop geuit. Perfectionisme is nogal een ding, maar ook een houding van ‘ik hoef niet mee te doen om het te begrijpen’. Voor een deel van de leerlingen is het een uitdaging om het reguliere onderwijs te volgen. Tegelijkertijd is het voor de docenten een uitdaging om alle leerlingen te bedienen. Het lukt me niet om elke les, elke leerling volledig te helpen”, legt Cornelieke uit. “Dat is bijvoorbeeld direct zichtbaar bij de opstart van de les. Waar in de gemiddelde klas 95% van de leerlingen het boek op tafel legt als je ze dat vraagt, is dat nu zo’n 80%. We moeten nu veel meer ons best doen om leerlingen te helpen bij de vaardigheid om aan het werk te gaan. Dat betekent dat we onze tijd anders moeten verdelen. We steken meer tijd in leervaardigheden en er blijft minder tijd over voor de inhoudelijke verdieping van het vak. Dat is best een lastige keuze, want een deel van de leerlingen heeft de instructie en begeleide verwerking wel echt nodig.”
‘Toen we beter wisten wat de leerlingen nodig hebben, zijn we steeds meer dingen gaan uitproberen’
Judith licht het punt van de leervaardigheden verder toe. “De gangbare leerstrategie van veel leerlingen is ‘even overlezen’. De hoogbegaafde leerlingen hebben tijdens de basisschoolperiode nooit het nut ervaren van bijvoorbeeld aantekeningen maken tijdens de les. We proberen hen dan uit te leggen dat het handig is om deze strategie vast te oefenen en aan te wennen, omdat de leerstof steeds omvangrijker en complexer wordt. Je komt er dan niet meer mee weg om alleen te luisteren. Als een kind de volgende keer dan wel een paar woorden opschrijft, is dat al weer winst.”
“We geven de leerlingen veel keuzemogelijkheden”, vertelt Mark. “Daarmee ervaren leerlingen autonomie in hun leerproces en dat spreekt hen heel erg aan. Doe je bijvoorbeeld mee met de instructie, of niet. De leerlingen merken dat ze gezien worden en ze zien dat wij als docenten erg ons best doen om hen te helpen en rekening te houden met hun onderwijsbehoeften. Soms zeggen we ook hardop dat we het zelf nog niet precies weten. Het werkt. Leerlingen doen daarom ook meer hun best voor jou. Zo was ik vanmiddag eerst tien minuten aan het kletsen, voordat we echt begonnen met de les. Hoe zit je erbij? Dat helpt. Dingen uitproberen en je tijd anders verdelen. Als docent is het best wel eng. Je hebt minder controle. Je moet erop vertrouwen dat de leerlingen delen van de lesstof zelf ook kunnen oppikken, als je niet alle lesstof behandelt. Gelukkig gaat het tot nog toe heel erg goed en dat is prettig.”
Mark geeft aan dat het team gaandeweg tegen een aantal kaders aanloopt bij de inrichting van het onderwijs. Zo is bijvoorbeeld de geschiedenismethode heel klassikaal en biedt deze nauwelijks handvatten voor differentiatie. “Dat betekent dat je het compacten zelf moet uitwerken. Ook werkt de school met toetsweken per periode. Doen we daarmee voldoende recht aan de leerlingen die versnellen en bepaalde toetsen eerder zouden willen afronden?” Judith vult aan dat dit laatste ook een vraagstuk is voor de langere termijn. “Wat als kinderen versneld examen willen doen in bepaalde vakken? Op onze onderbouwlocatie kunnen leerlingen alleen op TL-niveau examen doen. Voor de VWO-examens moeten ze naar Groningen. Hier moet nog verder over worden nagedacht.”
En verrijken? De docenten hebben begrepen dat compacten en versnellen belangrijker is dan verrijken. Wel kennen ze op school het verbrederstraject. Dat staat open voor alle leerlingen uit de school. Leerlingen kunnen dan gedurende één of twee lessen per week aan de slag met een eigen project. Een aantal hoogbegaafde kinderen maakt hier gebruik van. Voor een verbrederstraject moeten kinderen eigen leerdoelen opstellen. Op inhoud, maar ook op vaardigheden. De docenten weten uit ervaring dat leerlingen juist dán ondervinden dat bepaalde leervaardigheden belangrijk zijn. Kun je goed plannen, heb je voldoende doorzettingsvermogen.
Een andere uitdaging is dat de docenten merken dat ze anders moeten omgaan met de gedragsregels. “Als een leerling niet wil of iets niet doet, dan heeft het geen zin om streng te zijn en er een consequentie aan te verbinden. Soms kun je de leerling beter even laten. En dan er later weer bijhalen”, zegt Cornelieke. Mark vult aan: “We waren als docenten bang dat leerlingen er moeite mee zouden hebben als we onze ‘docenten-regels’ niet altijd even streng toepassen. Maar dat is vooral ons eigen beeld. Leerlingen accepteren deze verschillen. De sfeer in de klas is gezellig en goed. Dat komt ook uit de leerlingenenquête naar voren. Het doen van samenwerkingsopdrachten vindt een groot deel van de klas best ingewikkeld. Het is leuk om te zien als leerlingen elkaar aanspreken op hun gedrag, als ze moeten samenwerken in een groepje”.
‘Mijn eigen leercurve op het vlak van hoogbegaafdheid is echt enorm’
Cornelieke en Mark hebben het afgelopen jaar veel kennis en ervaring opgedaan met het omgaan met hoogbegaafde leerlingen en differentiëren in de les. “Mijn eigen leercurve op dat vlak is echt enorm”, lacht Mark. “We doen mee aan de scholing van het samenwerkingsverband en we maken gebruik van het vragenuurtje van Hilde Gerrits. Zij is echt expert en heeft veel praktijkervaring met de doelgroep. We kunnen met al onze vragen bij haar terecht. Vanmorgen was ze nog bij ons op school, tijdens het overleg met HAVO/VWO-docenten, waarin we als team gezamenlijk lessen voorbereiden. Alle collega’s die lesgeven aan 1V ervaren dagelijks de urgentie van een goede lesvoorbereiding en zijn bereid er een stapje extra voor te doen. We hebben het er met elkaar eigenlijk continu over. Het voordeel is dat we een kleine school zijn, we komen elkaar als teamleden telkens tegen.
Door de pilot in het kader van de subsidie hoogbegaafdheid is er dit jaar extra geld beschikbaar. Hoe gaat dat er volgend jaar uitzien? De collega’s zijn eensgezind. “De groep gaat natuurlijk gewoon verder naar leerjaar twee, dus we zullen een vervolg moeten geven. Als docententeam hebben we in ieder geval meer kennis en vaardigheden. We verwachten bovendien dat de leerlingen met deze goede start minder afhankelijk worden van extra inzet en dat ze steviger staan in hun verdere schoolloopbaan. Een deel van deze leerlingen blijft echt iets extra’s nodig hebben. We zullen met het docententeam en het MT (managementteam) blijven kijken wat nodig en mogelijk is voor deze doelgroep.”
Naar nieuwsoverzicht