Direct naar de inhoud.
14 april 2025 | 2.00 minuten leestijd

Kom maar op met co-teaching! 

Kom maar op met co-teaching! 

In 2035 moet het onderwijs in Nederland inclusief zijn. De ambitie is mooi, de praktijk is uitdagend. Hoe gaan we dat doen? In de regio Noord- en Midden- Drenthe gaat sinds jaar en dag ongeveer 4% van de leerlingen naar gespecialiseerd onderwijs. Ondanks vele inspanningen blijft het deelnamepercentage onveranderd. Tegelijkertijd zijn er talloze voorbeelden van leuke initiatieven, bijzondere projecten en ontroerende verhalen waarin we vormgeven aan de inclusiegedachte. Deze verhalen gaan we zichtbaar maken. De dingen die lukken, klein en groot. Verhalen waar je blij van wordt.  

In het boek ‘Samen inclusief onderwijs realiseren’ (2022, Anke de Boer et.al) is een hoofdstuk gewijd aan co-teaching als effectief middel om inclusief onderwijs te realiseren. Om te zien hoe dit in de praktijk eruit kan zien, geven Sandra Roek, leraar groep 3/4 van obs de Kameleon en Heleen Lammers, ambulant begeleider van het PrimAH Expertise Team, een inkijkje in hun ervaringen. “Het is absoluut geen groots en bijzonder inclusie-verhaal”, waarschuwt Heleen van tevoren aan de telefoon. “Wel een realistisch verhaal”.  

In de teamkamer van het fonkelnieuwe schoolgebouw in Eexterveen is Sandra openhartig. “Samen met mijn duo-collega ben ik in het najaar helemaal vastgelopen met de groep. We liepen beide op ons tandvlees. We hadden hulp nodig. En toen kwam het idee van co-teaching naar voren. Heleen Lammers had hierover een presentatie gegeven in het netwerk van intern begeleiders van de stichting”. 

“Twee jaar geleden heb ik de opleiding co-teaching gedaan”, vertelt Heleen. “Bij co-teaching is elke vraag maatwerk. Elk traject is anders. Het belangrijkste uitgangspunt is de gelijkwaardigheid tussen leraar en co-teacher. Je doet het echt samen. Bij veel van mijn andere werkzaamheden word ik gevraagd om te observeren en adviezen te geven. Ik zit dan in de expertrol, ik ben de adviseur. Bij co-teaching is het de kunst om de kracht uit de leraar zelf te laten komen en samen te puzzelen op het verbeteren van de lessen. Afhankelijk van de vraag en de wensen van de leraar, bepaal je samen wat je gaat doen. Vanuit de opleiding heb ik natuurlijk een pakket aan werkvormen meegekregen, die je zou kunnen inzetten.” 

In een intakegesprek legden de leraren het probleem uit. “Het eerste wat Heleen vroeg was ‘Hoe was je dag?’ Een fijne startvraag”, vertelt Sandra. Heleen gaat verder. “In het eerste gesprek gebruik ik drie blaadjes: leeraanbod, werkhouding en gedrag. Samen gaan we kijken waar je tegen aanloopt. Waar zit het probleem? Dat kan erg verschillend zijn. Het helpt om daar goed op te reflecteren. Waar kun je aan werken om de situatie te verbeteren. Bij Sandra en haar duo-collega kwam werkhouding naar voren”.  

Omdat de nood hoog was, waren de beide leraren na het eerste gesprek al een keer extra samen gaan zitten. Door betere afstemming, lukte het om meer structuur in te brengen, waardoor het al iets beter ging. “Co-teaching kan vele vormen hebben en is elke keer weer maatwerk. Ik vind het zelf belangrijk om ook even te observeren in de klas. Dan kan ik de sfeer proeven en zien wat er aan interactie plaatsvindt. In een verslag benoem ik de leerpunten, maar vooral ook de dingen die goed gaan”, aldus Heleen. Samen zijn we daarover in gesprek gegaan. 

Toen duidelijk werd op welk gebied de verandering moest worden ingezet, was de vraag hoe te beginnen. “Sandra stelde voor dat ik zelf een keer de groep zou doen. Dat vond ik spannend en ik vroeg me af of dat zou helpen, ik ben immers de leraar niet. We hebben toen bedacht om samen een les voor te bereiden en samen een les te geven. Een keer met Sandra en een keer met de andere leraar.” “Dat was geen succes. Het voelde heel onnatuurlijk”, zegt Sandra. Sandra en Heleen kijken elkaar aan en proesten het uit van het lachen als ze terugdenken aan de situatie. Sandra vertelt: “We behandelden de werkwoord vervoegingen; ik zwaai, jij zwaait, juf zwaait. Stonden we daar met z’n tweeën te zwaaien. Je moest de kinderen zien kijken! Twee kapiteins op een schip, dat werkt niet. Ik ben zelf wel een beetje een baasje. En ik heb dan zoiets van ‘het is wel mijn groep’. Toch is het goed dat we het geprobeerd hebben.”

‘Ik kan het iedereen aanraden om hulp te vragen als het moeilijk gaat. Het is misschien spannend, want je geeft jezelf bloot, maar zo kom je wel verder. Het is nog steeds hard werken met deze groep, maar ik heb in ieder geval mijn plezier weer terug.’ 

“Het is goed om samen in de klas te zijn”, zegt Heleen. “Als leraar zie je niet alles wat er gebeurt. Met z’n tweeën zie je meer. Als ik voor co-teaching kom, dan kom ik niet met oplossingen. Ik ga niet invullen voor een ander. Het gaat om het samen te doen.”  

Sandra beaamt dat je als leraar het soms niet meer ziet. “Een echte eyeopener voor mij was het moment dat Lianne, de directeur, bij mij in de klas kwam. Ze zei ‘ik kom niet kijken, ik kom je helpen’. Het enige wat ze deed was kinderen die bijvoorbeeld scheef op hun stoel hingen, even op de schouder tikken. Of kinderen die door de klas gingen lopen, even terug naar hun stoel begeleiden. Hierdoor kon ik mij concentreren op het geven van instructie. Het waren gewoon de basisdingen. Het werd ineens zo zichtbaar voor mij. Ik was zo gespannen en gefocust op het kunnen draaien van de les, dat ik niet meer toe kwam aan de gewone basisregels. Ik sta al dertig jaar voor de klas, zo zwaar had ik het nog niet eerder gehad.”  

“Wat mij verbaasde”, zegt Sandra, “is dat het zo’n kortdurend traject was. Van te voren had ik gedacht dat het veel langer zou gaan duren. Met een paar inzichten en aanpassingen kon ik weer vooruit. En dat was superfijn. Wat ook heel prettig was, was dat Heleen ook steeds benoemde wat er goed ging. In zo’n situatie twijfel je enorm aan jezelf. Als je dan bevestigd krijgt dat je veel dingen gewoon prima doet, dan helpt dat. Je hebt het gewoon nodig om dat even te horen. Vaak weet je het zelf eigenlijk wel. Heel lang geleden, vlak na mijn opleiding, heb ik eens video-interactie-begeleiding gekregen. Ik hoefde de beelden maar te zien en ik zag meteen wat er beter kon. Ik kan het iedereen aanraden om hulp te vragen als het moeilijk gaat. Het is misschien spannend, want je geeft jezelf bloot, maar zo kom je wel verder. Het is nog steeds hard werken met deze groep, maar ik heb in ieder geval mijn plezier weer terug.” 

“Het is een bewerkelijke groep. De niveauverschillen zijn heel groot en dat in een combinatiegroep. Hierdoor is veel afgestemde instructie nodig. Het is een groep die graag praat en overal een antwoord op heeft. Als ze in subgroepen werken, moet ik het zo organiseren dat ik alle leerlingen steeds in het vizier kan houden, want zonder toezicht gaan ze ouwehoeren. Het is wel een hele leuke klas. Als ik ze van afstandje zie zitten, bijvoorbeeld bij muziek, dan zijn het allemaal schatten, stuk voor stuk!” 

“Om het gesprek over de situatie en het lesgeven goed te kunnen uitdiepen gebruik ik verschillende soorten vragen”, zegt Heleen. “Bijvoorbeeld schaalvragen. Wat voor cijfer zou je de huidige situatie geven en waar wil je naar toe?” “We zaten echt heel diep”, verzucht Sandra, “misschien wel een 3. We zijn nu echt een heel stuk verder. Nu zou ik het een 6 of een 6,5 geven.” 

“We hebben de structuur weer in de groep. We oefenen nu elke week met een gedragsregel. Deze zetten we op het bord en we evalueren met de klas. Bijvoorbeeld ‘binnen is beginnen’; dat betekent groet de juf, pak je werk en je blokje en aan de slag. Of ‘ík zorg dat mijn etui netjes is’. Ik neem dan een willekeurige steekproef en als de etuis voor elkaar zijn, krijgen ze een sticker. Bij 5 stickers volgt de groepsbeloning en mag de klas bijvoorbeeld een kwartier extra vrij spelen. Kinderen spreken elkaar ook aan, omdat ze als groep graag de beloning willen verdienen.” Heleen vat samen dat het gaat om het aanleren van positief gedrag. Kinderen moeten weten wat er van ze verwacht wordt en de kans krijgen om dat te oefenen. 

“Nu de structuur er weer wat in zit, kunnen we ook weer nadenken over het geven van vrijere opdrachten”, vertelt Sandra. “Bij samenwerkingsopdrachten hebben kinderen gelegenheid om zich wat actiever te uiten en dat hebben deze kinderen ook nodig. Niet alleen maar de hele dag op de stoel, luisteren en in het gareel. Ik heb het deze week gedaan en het ging echt heel leuk, er werd hard gewerkt.” “Dat is mooi en dat kan pas als de leerkracht-leerling relatie goed is”, besluit Heleen. 

Naar nieuwsoverzicht

© Copyright Passend Onderwijs Drenthe 2023

Disclaimer Cookies Privacyverklaring

Feedback
Feedback
We willen de inhoud van deze site blijven verbeteren. Daarom hebben we een paar vragen.
Wie ben je?
Heb je dit kunnen vinden?