Nieuwkomers op de dorpsschool

In 2035 moet het onderwijs in Nederland inclusief zijn. De ambitie is mooi, de praktijk is uitdagend. Hoe gaan we dat doen? In de regio Noord- en Midden- Drenthe gaat sinds jaar en dag ongeveer 4% van de leerlingen naar gespecialiseerd onderwijs. Ondanks vele inspanningen blijft het deelnamepercentage onveranderd. Tegelijkertijd zijn er talloze voorbeelden van leuke initiatieven, bijzondere projecten en ontroerende verhalen waarin we vormgeven aan de inclusiegedachte. Deze verhalen gaan we zichtbaar maken. De dingen die lukken, klein en groot. Verhalen waar je blij van wordt.
Midden in het pittoreske Hooghalen staat IKC de Bosvlinder. De afgelopen anderhalf jaar zijn negen kinderen uit de Oekraïne ingestroomd. Dat heeft impact op een dorpsschool waar in totaal negentig kinderen naar toe gaan. Hoe pakt de school dit aan?
Bij binnenkomst is het team druk in gesprek. Er is een groot gezin uit het Midden-Oosten in het dorp komen wonen, met vier kinderen in de basisschoolleeftijd. Het team bespreekt of de kinderen kunnen starten op school, of dat het beter is om hen eerst een periode naar de taalklas in Assen of Papenvoort te laten gaan. Er heeft een gesprek plaatsgevonden met de ouders, een medewerker van Vluchtelingenwerk en een tolk. Het ziet er naar uit dat een taalklas beter is, gezien de leeftijd en het taalniveau van de leerlingen. Voor de ouders was dit een kleine tegenvaller, omdat de kinderen dan moeten reizen. De tolk, die uit eigen ervaring kon meepraten, legde aan de ouders uit dat het belangrijk is om een goede taalbasis te leggen, zodat de kans op schoolsucces in de toekomst groter wordt. Het team neemt de verschillende overwegingen door. “En anders, laat maar komen”, zegt een van de teamleden.
Voor de teamleden was het even flink schakelen, toen de eerste Oekraïense leerlingen zich meldden bij de school. Hoe doen we dat als een kind vrijwel geen Nederlands spreekt? Hoe zorg je dat de leerling de aansluiting vindt bij de leerstof en hoe leer je hen de Nederlandse taal? Hebben we hen wel genoeg te bieden? Dat zorgde voor onzekerheid en een gevoel van extra belasting. Meerschools intern begeleider Nicole, temperde de verwachtingen. De kinderen hoeven niet meteen te presteren. Laat ze eerst maar eens landen en wennen in een nieuwe klas, in een nieuw land, waar alles anders is. Het onderdompelen in een nieuwe taal geeft al genoeg prikkels. Deze houding gaf de teamleden rust om te denken ‘we zien wel’ en om tijd te nemen om uit te zoeken wat je kunt inzetten en wat werkt. Deze zoektocht heeft inmiddels al veel gebracht en is volop gaande. Wat opvalt is dat de leraren met veel hart en betrokkenheid praten over de kinderen en hun gezinnen. De namen van de kinderen in dit verhaal, zijn niet hun echte namen.
“Een van de lastigste dingen is dat je ziet dat een kind jou niet begrijpt en jij hem of haar niet. De meeste kinderen zeggen weinig en als ze iets duidelijk willen maken, dan wijzen ze bijvoorbeeld dingen aan. Ik zit soms echt met mijn handen in het haar”, zegt kleuterleraar Helga. “Je probeert contact te leggen, maar de manier waarop je dit met andere kleuters doet, werkt niet. Hoe weet ik wat er is, als Oleksandr verdrietig of boos is? En hoe leg ik hem uit dat wat hij moet gaan doen? Een enkele keer haal ik zijn oudere zusje erbij. De stagiair spreekt Russisch en het lukt haar ietsje beter om met hem te communiceren. Ik vind het echt heel ingewikkeld. Gelukkig zie ik dat Oleksandr de routines van de dagindeling met de picto’s heel vlot oppikt.” Sindy, leraar groep 7/8, herkent dit. “Ik heb een leerling in de klas die erg stil is. Ik maak me echt wel zorgen over haar. Hoewel klasgenootjes Kateryna beter lijken te begrijpen, staat ze ook wel eens alleen op het plein. Ze lijkt niet goed in haar vel te zitten. Komt dat door de situatie, of is ze gewoon verlegen, of is er iets anders aan de hand? Daar kom je eigenlijk niet achter”. Ina, leraar groep 5/6, gaat verder. ”Mijn leerling Mykhailo kan er echt gefrustreerd over zijn. Op zijn lootje voor het Sinterklaasfeest had hij zijn wensen geschreven: ‘dat de oorlog in Oekraïne stopt en dat ik beter Nederlands leer’”.
Indertijd heeft Ina direct een maatje gekoppeld aan elk van de twee meisjes die bij haar in de klas kwamen. “Dat werkt heel goed. Ik heb ze eerst maar gewoon dingen laten overschrijven van klasgenoten. En ik ben gaan zoeken naar wat werkt. Spreekvaardigheid is moeilijk, maar de schriftelijke taal gaat boven verwachting goed. Op spelling doen ze het zelfs beter dan veel andere kinderen uit de klas. Elke ochtend ga ik twee keer een kwartier Connect Lezen.” Krista (groep 3/4) vult aan: “Als kinderen begin groep 3 starten, dan kunnen ze profiteren van het lesaanbod van het aanvankelijk lezen. Letterkennis, klank-teken-koppeling, alles komt aan de orde. In de hogere leerjaren is de achterstand groter en zou je graag weer willen starten bij dat begin. In een combinatie groep, zoals bij ons op school, heb je als leraar bijna geen mogelijkheden om daar aandacht aan te geven.” Nicole vertelt dat de school geen aanspraak kan maken op de landelijk beschikbaar gestelde middelen, omdat de leerlingen vaak al langer dan een jaar in Nederland zijn. Om deze reden is een aanvraag gedaan bij het schoolbestuur voor de inzet van extra taalondersteuning. “We hebben een heel concreet plan gemaakt en goed onderbouwd waarom we dat als school nodig hebben. Het schoolbestuur heeft dit gehonoreerd en het komende half jaar kunnen we drie ochtenden de extra begeleiding inzetten.”
Het brengt heel veel voor onze leerlingen. Door de komst van de nieuwe klasgenoten is het begrip en inlevingsvermogen vergroot en het doet een beroep op de behulpzaamheid van de kinderen.
Op de vraag wat de komst van de nieuwkomers heeft gebracht zijn de teamleden eensgezind. “Het brengt heel veel voor onze leerlingen. Door de komst van de nieuwe klasgenoten is het begrip en inlevingsvermogen vergroot en het doet een beroep op de behulpzaamheid van de kinderen. De kinderen stellen zich voor hoe het is om in een vreemd land te komen wonen en verplaatsen zich in de situatie hoe je je moet redden als je de taal niet spreekt. Toen Maria vorige maand twee weken naar de Oekraïne was om haar opa even te zien, maakten de klasgenoten zich zorgen, omdat het daar oorlog is. Bijna dagelijks vroegen ze of Maria wel weer veilig terug zou komen. Kinderen horen over andere tradities en gewoontes en we zien ook dat ze extra nieuwsgierig zijn naar de politiek en de situatie in Oekraïne”.
De school heeft de werkwijze om periodiek een gezamenlijk thema te kiezen. “Als team hebben we vorig jaar gekozen voor het thema ‘Iedereen is ok, ook al ben je anders’”, zegt Sindy. “Daarover zijn mooie klassengesprekken gevoerd. Dat helpt wel.” Ina vertelt dat ze actief de samenwerking en interactie tussen leerlingen stimuleert. “Er zijn ook Nederlandse kinderen die wat buiten de groep vallen. Daar hebben we in de klas over gesproken en afgesproken dat je ook wel eens een ander klasgenootje kan vragen om samen iets te doen. Ik zie dat nu steeds meer gebeuren, niet alleen in school, maar ook buiten school.”
En hoe zit dat met de ouders? De ouders mengen niet automatisch. In het dorp kent iedereen, iedereen en veel mensen zijn familie van elkaar. Het is niet makkelijk om daar als buitenstaander tussen te komen. De Oekraïense ouders zoeken vooral elkaar op, op het plein en bij activiteiten. Wat we merken is dat de meeste Oekraïense ouders dankbaar en behulpzaam zijn. Het team heeft de indruk dat er geen onderlinge spanningen zijn en dat er rekening met elkaar wordt gehouden. Er is wel eens keer een opmerking gemaakt door een ouder dat ze zich bezorgd maakte of de komst van de Oekraïners niet ten koste gaat van de aandacht voor haar kind. Dan leggen we duidelijk uit dat we er zijn voor ieder kind en onze tijd en aandacht goed verdelen, zodat iedereen zich goed kan ontwikkelen.
En wat heeft de komst van de nieuwkomers het team gebracht? “Het is heel gunstig dat de leeftijden van de kinderen verschillen, zodat er in elke klas Oekraïense kinderen zitten. Hierdoor hebben we allemaal te maken met dezelfde zoektocht, lopen tegen dezelfde vraagstukken aan en kunnen we elkaar goed helpen”, licht Krista toe. Ina gaat verder “We doen allemaal ons ding en samen staan we stil bij de vraag wat werkt het beste. Zo zijn we een heel eind gekomen.”
“Nieuwe vragen liggen er nog genoeg, zoals bijvoorbeeld de overstap naar het voortgezet onderwijs. Op welk niveau toets ik de leerling en hoe maken we een goede inschatting van de beste plek in het voortgezet onderwijs? Deze vragen houden me bezig”, zegt Sindy. “De workshop tijdens de regionale PO-VO-middag gaf mij wel wat richtingen, maar daarmee ben ik er nog niet.” “Binnenkort leggen we het directe lijntje met een VO-school”, valt Nicole bij. “Dat schiet me nu net te binnen”, gaat ze verder. “Bij de eerste leerlingen heb ik best veel tijd gestoken in de contacten met de school van herkomst (meestal de taalklas) en het plan van aanpak bij ons op school. Bij de laatste kinderen ben ik nauwelijks betrokken geweest.” “Dat is gewoon geregeld, hoor”, antwoordt Helga. ”Bij de eerste kinderen was alles nog onbekend en kostte alles veel tijd. Inmiddels hebben we de ervaring, weten we de weg en kan het makkelijker en sneller”.
Op de muur in de gang van de school hangt een slogan “Leren doe je samen“, dat sluit helemaal aan op het verhaal van het team van de Bosvlinder. “Inmiddels hebben we een andere bedacht” vertelt Sindy. Ze bladert even in haar papieren. “Ruimte om te groeien met hart voor jezelf, de ander en elkaar!”
Naar nieuwsoverzicht